
Begin 2021 ging ik op zoek naar een hobby die ik binnenshuis, in m’n eentje kon uitvoeren. Herkenbaar voor iedereen die worstelde met de COVID lockdowns. Het werd schilderen, alhoewel het net zo goed pottenbakken als houtbewerking had kunnen zijn. Ik dacht toen nog dat die laatste twee duurder zouden zijn en meer troep zouden genereren.
​
Met grote gedrevenheid en strakke discipline pakte ik het schilderen aan als elk ander zakelijk project. Studeren, uitvoeren, evalueren, aanpassen, bijleren, opnieuw uitvoeren: het leek een Agile programma met kortdurende Sprints.
Mijn ‘vroege werk’ kenmerkt zich dan ook door verschillende gradaties van vakkundigheid, een grote variëteit aan onderwerpen en een min of meer willekeurig materiaalgebruik.
​
Pas na een jaar of twee ging ik meer de diepte in en nam ik de tijd en moeite om na te denken over de stukken die ik maakte. Niet zozeer op het gebied van emotie of zeggingskracht, maar meer over thematiek en de kenmerken van een bepaald medium.
​
Ik ben nu op een punt aanbeland dat ik voorzichtig een voorkeur voor figuratief, semi-abstract werk begin te ontwikkelen, veelal uitmondend in iets wat op een landschap lijkt. Tegelijkertijd kan ik bijzonder tevreden zijn over realistische portretten.
​
Wat mijn stijl ook is, wordt, of vooral niet is: het maakt niet uit. Schilderen en tekenen brengt mij enorm veel plezier, ontspanning en energie en daar doe ik het voor.
